Bij geïntegreerde gewasbescherming maakt de teler gebruik van allerlei gewasbeschermingstechnieken en -strategieën waarbij het gebruik maken van chemische gewasbeschermingsmiddelen op de allerlaatste plaats komt. De meest voorkomende technieken zijn biologische gewasbescherming, mechanische gewasbescherming en bedrijfshygiënische maatregelen. Dankzij de integratie en dus een zo optimaal mogelijk gebruik van deze middelen, is er zo min mogelijk schade voor mens en milieu.
Bij geïntegreerde gewasbescherming stelt de teler vast wanneer hij moet ingrijpen, zodat een plaag of ziekte zich niet verder kan ontwikkelen. Hierbij wordt in de eerste plaats ingezet op biologische gewasbescherming. Een geleide gewasbescherming vraagt veel kennis van de teler. Hij moet ziektes en plagen in een vroeg stadium weten te herkennen en hij moet weten op welk moment hij moet ingrijpen. Hierbij kan hij gebruik maken van bewaarnemings- en bemonstertechnieken, zodat de teler kan testen of het nodig is om in te grijpen.
Mechanische gewasbescherming bestaat uit de bestrijding van schadelijke insecten met mechanische hulpmiddelen. Voorbeelden zijn het vangen of weren van schadelijk insecten met insectengaas. Maar denk ook aan het plaatsen van vanglampen, vangplaten, vangplanten, vangbakken en deferomoonverwarringstechniek.
Tot slot speelt bedrijfshygiëne, hoe er met de planten wordt omgegaan, een grote rol in het voorkomen van ziektes en plagen. Zoals het telen van een sterk en goed groeiend ras die weerbaar is tegen ziektes en plagen. Het voortijdig verwijderen van onkruid en door altijd te werken met een schoon materiaal. Aangetaste planten worden meteen verwijderd in een gesloten zak, voor de verwerking van compost. De maatregelen en technieken verschillen per product en teelt. Door al deze maatregelingen kan de inzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen tot een absoluut minimum worden beperkt.